Sir 27

1Velen hebben gezondigd om een middelmatige zaak, en die zoekt zijn goed te vermeerderen, zal zijn oog afwenden. 2Gelijk een nagel tussen de voegen der stenen vastgestoken wordt, zo ook zal de zonde tussen verkopen en kopen worden gewreven. 3Indien iemand zich niet naarstig aan de vreze des Heren houdt, zo zal zijn huis haastig omgekeerd worden. 4Als men een zeef schudt, zo blijft de vuiligheid daarin; zo blijft des mensen vuiligheid in zijn uitspraak. 5De oven proeft de vaten van de pottenbakker, maar de mens wordt beproefd in zijn samenspreking. 6Gelijk de vrucht van de boom doet blijken hoe men die heeft verpleegd, zo doet ook de uitspraak der gedachten blijken wat in het hart des mensen is. 7Prijs niemand eer hij spreekt, want hieraan worden de mensen beproefd. 8Indien gij hetgeen recht is najaagt, zo zult gij het achterhalen, en zult het aantrekken als een lange heerlijke tabberd. 9Het gevogelte nestelt bij zijns gelijken, en de waarheid komt weder tot degenen, die haar betrachten. 10Een leeuw loert op de jacht, zo loert de zonde op degenen, die boosheid werken. 11Het verhaal van de godvrezende is altijd wijs, maar de dwaas verandert gelijk de maan. 12Neem onder de onverstandigen de tijd waar, maar houd u steeds onder de bedachtzamen. 13Het verhaal der zotten is verdriet, en hun lachen bestaat in dartelheid der zonde. 14De spraak desgenen die veel zweert, doet de haren overeind staan, en hun strijd maakt dat men de oren toestoppen moet. 15De twist der hovaardigen brengt bloedvergieting, en hun schelden is moeilijk om te horen. 16Wie heimelijke dingen openbaart, die verliest zijn geloof, en zal geen vriend vinden naar zijn hart. 17Heb uw vriend hartelijk lief en zijt hem getrouw. 18Maar indien gij zijn heimelijke zaken zoudt geopenbaard hebben, zo volg hem niet na. 19Want gelijkerwijs een mens zijn vijand verliest, zo heeft hij zijn naaste verloren. 20En gelijk alsof gij een vogel uit uw hand losgelaten hadt, zo hebt gij uw naaste verlaten, en zult hem niet weder vangen. 21Volg hem niet, want hij is verre van u weg, en is het ontvloden gelijk een ree uit de strik. 22Want een wond kan men verbinden, en voor een scheldwoord is verzoening, maar die heimelijke zaken openbaart, heeft zijn geloof verloren. 23Wie met het oog wenkt, die smeedt boze dingen, en wie die kent zal van hem afwijken. 24Voor uw ogen zal zijn mond zoet spreken, en hij zal zich over uw woorden verwonderen, maar daarna zal hij anders spreken, en maken dat in uw woorden aanstoot is. 25Ik haat zulk een zeer, en vergelijk niemand bij hem, en de Here zal hem haten. 26Wie een steen in de hoogte werpt, die werpt hem op zijn eigen hoofd; zo maakt ook een bedriegelijke slag de wond wijd. 27Wie een kuil graaft, die zal daarin vallen, en die een strik voor anderen legt, zal daarmee gevangen worden. 28Wie kwaad doet, bij die zal dat kwaad herberg nemen, en hij zal niet weten vanwaar het hem komt. 29De hovaardigen bespotten en verwijten, en de wraak loert op hen gelijk een leeuw. 30Die zich verheugen in de val der godvrezenden zullen in een strik gevangen worden, en smart zal hen verteren voor hun dood; haat en toorn en dergelijke zijn gruwelen, en een zon daar zal daarmee bevangen worden.
Copyright information for DutSVVA